We weten nu hoe het getij ontstaat en over de wereld verplaatst. Wat betekent dat voor Nederland?

Getij in de Nederlandse binnenwateren

Vertraging getijgolf: Overal waar de getijgolf de Nederlandse wateren binnen kan dringen (Zeeland & Waddenzee) treed nogmaals vertraging op. Het water heeft tijd nodig om tussen de eilanden door naar binnen te stromen. En dat geldt ook voor het uitstromen. Als het laagwater bij de eilanden is, stroomt het water nog steeds uit en duurt het nog enige tijd voordat het laagwater is bij de achterliggende kust.

Voorbeeld: Bij Vlieland is het eerder hoogwater dan bij Harlingen. En soms stroomt het water via een andere weg de Waddenzee weer uit dan dat het erin gestroomd is. Dit kun je nagaan in een stroomatlas.

Vuistregel Hoe verder landinwaarts, hoe later hoog- of laagwater.

Waterhoogte op getijdenwater

Regel van twaalfden: De waterstand op getijdenwater is redelijk goed te benaderen met een sinus. Vanaf laagwater heeft het opgaande water ongeveer 6 uur nodig om hoogwater te bereiken. Er komt niet elk uur evenveel water bij. Met de regel van twaalfden is dan eenvoudig te berekenen hoeveel water er elk uur bij komt. Ga eerst na wat het hoogteverschil tussen laag- en hoogwater is. Deel dit door 12. Dit is de toename in het eerste en het zesde uur. In het tweede en vijfde uur komt 2x deze hoogte erbij. In het derde en vierde uur komt er 3x deze hoogte bij. Omdat er dan het meeste water bij komt, stroomt het ook het hardst. Dat kun je gebruiken.

Voorbeeld: In de Westelijke Waddenzee is het hoogteverschil gemiddeld ongeveer 180 cm; ongeveer 90 cm boven NAP en 90 cm onder NAP. 180 cm / 12 = 15 cm. Dat betekent dat in het eerste uur 1/12e = 15 cm, in het tweede uur 2/12 = 30 cm en in het derde uur 3/12 = 45 cm. Het vierde, vijfde en zesde uur gaat het precies andersom; 45 cm, 30 cm en 15 cm. Het laatste (zesde) uur komt er dus maar 15 cm water bij. Met springtij is het hoogteverschil ongeveer 240 cm. 1/12e = dan 240 cm / 12 = 20 cm hoogteverschil. Met doodtij is het hoogteverschil ongeveer 120 cm. 1/12e = dan 120 cm / 12 = 10 cm hoogteverschil. Doodtij is hier dus ongeschikt om droog te vallen. De waterhoogte is nauwelijks meer dan je eigen diepgang. Je zult maar nauwelijks of kort droogvallen.

Vuistregel Met de regel van twaalfden is met eenvoudig hoofdrekenen te benaderen hoeveel water er elk uur bij komt.

Waterinfo Rijkswaterstaat, kaart met actuele waterhoogte


Stroomsnelheid

Dus halverwege het tij en waar het water door smalle openingen moet, is de stroomsnelheid het grootst. Op de Waddenzee is de stroming dan maximaal ongeveer 4 knopen. Verder achter de eilanden is de stroomsnelheid ongeveer 2 knopen omdat het water ruimte heeft ‘in de breedte’. Op de platen blijft het wel bij 1 knoop. Dat is dan weer heel geschikt om te ankeren en droog te vallen.

Vuistregel Halftij en in de zeegaten wil je de stroming niet tegen hebben. Je verliest een groot deel van je snelheid (of meer dan dat).

Droogvallen

Droogvallen: Tussen het laatste uur vóór en het eerste uur ná hoogwater droogvallen doe je bij voorkeur als het volgende hoogwater hoger is. Je weet dan zeker dat je weer loskomt. Als de stroming omgekeerd is hang je achter het anker en weet je waar je op de zeebodem zult landen. Als je al enige tijd na hoogwater aankomt, kun je ook meteen vastvaren. Vooraf even wat rond varen om zeker te weten dat de zeebodem vlak is.

Loskomen na droogvallen: Als de dagelijkse ongelijkheid omgekeerd is, zal het volgende hoogwater een laag hoogwater zijn. Als je wil droogvallen bij hoog hoogwater, moet extra water onder de kiel gehouden worden. Anders kom je niet weer los. Je dieptemeter geeft dit aan. Gooi je anker uit ná het hoogwater, anders loop je risico na omzwaaien te weinig water onder de kiel te hebben. Als je schip netjes in de afgaande stroom aan het anker hangt, neem dan diepte onder de kiel: het hoogteverschil tussen beide hoogwaters + 20 cm reserve. Je kunt natuurlijk meer reserve nemen, maar dan staat je schip minder lang vast en is je nachtrust korter.

Samenvatting: In de Waddenzee val je bij voorkeur droog als het volgende hoogwater hoger is. Houd een veilige marge onder de kiel als het volgende hoogwater lager is.

VuistregelDe veilige marge onder de kiel bij droogvallen met hoog hoogwater:
Neem i.i.g. kielspeling = hoogteverschil beide hoogwaters + 2 dm reserve.

We weten nu dat getijdenwater zich regelmatig gedraagt, maar ook dat het steeds een klein beetje anders is.

  1. Hoog- en laagwater zijn gemiddeld om de 6 uur en een kwartier.
  2. De waterhoogte van opvolgende hoogwaters is ongelijk en ze wisselen elkaar af in hoogte.
  3. Elke twee weken is de waterhoogte extra hoog en extra laag.
  4. Springtij heeft bijna 3 dagen na Volle en Nieuwe Maan de meest extreme waterstanden.
  5. De getijgolf verplaatst zich langs Nederland in noordoostelijke richting.
  6. De stroomsnelheid is groot op halftij en in de zeegaten.
  7. Houd bij droogvallen een veilige marge onder de kiel als het volgende hoogwater lager is.

Vaartips op getijdenwater

  1. Je vertrektijdstip kan je reistijd enorm beïnvloeden. Gemiddeld een knoop stroom mee maakt je reistijd 20% korter, een knoop stroom tegen 20% langer. Tussen Harlingen en Vlieland kan dat 2 uur uitmaken.
  2. Halverwege hoog en laag water is de stroming het sterkst. Dat kun je gebruiken.
  3. Tijdens springtij is de stroming sterker omdat er meer water tussen de eilanden door de Waddenzee in moet. Het is dan nog belangrijker om je vertrektijdstip zo te kiezen dat je stroom mee hebt op je vaartocht.
  4. Je vertrektijdstip wordt bepaald door een te passeren wantij. Iets vroeger is juist mooi, iets later kan betekenen dat je vastloopt en er niet over komt.
  5. Als je onbekend vaarwater verkend, doe dat dan met opkomend water. Het water wordt nog hoger en je hebt nog tijd om terug te gaan.
  6. Springtij is een ideale periode om over ondiepten te varen en droog te vallen. Het hoogteverschil is groter, je zult sneller droogvallen en ook weer loskomen. Dat zijn de kritieke momenten tijdens droogvallen (bonken op harde zeebodem).
  7. Springtij is niet geschikt om onbekend vaargebied te verkennen. Als je vast komt te zitten op hoogwater, kom je niet meer weg. Twee weken vastzitten is geen optie. Dat kost je een schip.
  8. ’s Avonds laat droogvallen is goed voor je nachtrust. Je komt de volgende morgen pas weer los en hoeft niet bang te zijn dat je anker niet houdt.

► Getijden informatie

► Enthousiast geworden voor getijdenwater of droogvallen? Klik hier voor de Evenementen. Zet de geschikte weekenden vast in je agenda en meld je vrijblijvend aan.


Ervaringen

  1. “We varen van Kornwerderzand in een uur naar het wantij van het Zuidoostrak. We vertrekken meestal 2 uur voor hoogwater Kornwerderzand. Als we er een uur voor hoogwater al over kunnen is dat mooi. Zo niet, dan wachten we even.”
  2. “Ik ben ten zuiden van Richel op weg naar Vlieland op bijna-hoogwater wel eens terug gegaan om via de Noordzee om Richel te varen. Kost een uur, maar wel Vlieland bereikt en niet ongewenst vast komen zitten.”
  3. “Ik verleg ’s nacht met een hoog hoogwater wel eens het anker om zeker te zijn dat ik na droogvallen de volgende ochtend met het lagere hoogwater weg kan varen.”
  4. “Als ik ’s nachts droog wil vallen en het is ’s avonds een hoog hoogwater, dan houd ik water onder de kiel zodat ik pas later droogval. Door te rekenen weet ik of ik morgenvroeg met het lage hoogwater toch vrij kom. Die fout maak je maar 1 x.”

◄ Vaarinformatie